Indiening aanvraag voor vergoeding van Softenonfonds vóór 15 mei beslist nog moeite waard

De deadline om een aanvraag in te dienen tot schadevergoeding van het Softenonfonds nadert met rasse schreden. Tot 15 mei kunnen slachtoffers van dit geneesmiddel nog tot deze actie overgaan. Volgens Advox loont het beslist de moeite om dit alsnog te doen. Op vraag van een Softenonslachtoffer maakte het advocatenkantoor recent een procedure aanhangig bij de Rechtbank van Eerste Aanleg in Brussel nadat diens eerste aanvraag werd geweigerd. Het HZIV die beslist over de gegrondheid van de aanvragen, werd door de rechtbank op de vingers getikt en de eerdere weigering werd bij vonnis vernietigd.

Onder toenmalig minister Maggie De Block werd in mei 2019 het Softenonfonds in het leven geroepen. Slachtoffers van Softenon krijgen hierdoor tot 15 mei 2021 de kans om een aanvraag in te dienen bij het HZIV. De aanvraag moet vergezeld worden van elk nuttig bewijsstuk waaruit blijkt dat de aanvrager lijdt aan de aangeboren misvormingen die het gevolg zijn van het innemen van geneesmiddelen met thalidomide door de moeder tijdens de zwangerschap. Bij een positieve beslissing van het HZIV heeft het directe slachtoffer automatisch recht op een forfaitaire schadevergoeding.

Het Softenonslachtoffer dat onlangs aanklopte bij Advox, had dus eerder al zijn aanvraag ingediend bij het HZIV. Die persoon is geboren in april 1963 met ernstige afwijkingen aan handen, voeten en dijbenen en onderging als kind al ruim 37 operaties. Bij de aanvraag zaten verscheidene medische attesten die bevestigden dat de misvormingen zijn ontstaan door het innemen van het geneesmiddel Softenon (met thalidomide als werkzame stof) door zijn moeder tijdens de zwangerschap.

Aangeboren afwijkingen
Het HZIV weigerde de aanvraag. Volgens de motivatie zou uit de medische literatuur blijken dat de handicap van de aanvrager niet overeenstemt met de aangeboren afwijkingen veroorzaakt door Softenon. Daarop nam het slachtoffer advocatenkantoor Advox onder de arm voor gerechtelijke stappen tegen het HZIV.

Na meerdere rappels met de vraag tot herziening van de weigering werd de zaak ingeleid bij de Rechtbank van Eerste Aanleg in Brussel. De rechtbank hekelde niet alleen de slordige aanpak van het dossier. Bovendien oordeelde de rechter dat aan de hand van 3 recente medische verslagen van verschillende artsen voldoende was bewezen dat de aanvrager het slachtoffer is van Softenon. Het HZIV had zijn aanvraag dus ten onrechte afgewezen. De beslissing tot weigering van het HZIV werd door de rechtbank vernietigd. Het slachtoffer heeft bijgevolg recht op de forfaitaire schadevergoeding.

Omgekeerde bewijslast
“Opmerkelijk aan dit vonnis is dat volgens de rechtbank zowel de benadeelde als het HZIV de bewijslast dragen. Van zodra het slachtoffer een aanvraag indient vergezeld van elk nuttig bewijsstuk, verschuift de bewijslast naar het HZIV. Het is dan aan deze instantie om aan te tonen dat de misvormingen niet het gevolg zouden zijn van Softenon”, onderlijnt Manon De Mulder van Advox. “In dit concrete geval is het HZIV er volgens de rechtbank aan de hand van een verslag van een interne arts niet in geslaagd om het tegendeel te bewijzen. Daarop vernietigde de rechtbank de eerdere weigering van het HZIV onmiddellijk zonder vooraf nog een arts-gerechtsdeskundige te raadplegen.”

Volgens Advox is het recente vonnis een wake-up call voor het HZIV om aanvragen voortaan grondiger te behandelen en bij voldoende bewijsstukken daar ook positief op te reageren. Niet alleen de rechtstreekse Softenonslachtoffers hebben recht op een schadevergoeding voor het leed dat ze hebben meegemaakt. Ook de ouders hebben daar afzonderlijk van hun kinderen met afwijkingen door Softenon wel degelijk recht op.

Meer informatie: www.advox.be


 

Comments are closed.